Mijn moeder werd op 1 juli 1928 als Bernardijn Hartelust geboren in Surabaya, in het voormalig Nederlands Indië, als derde dochter in het gezin. Haar bijzondere naam dankt ze aan haar grootvader Bernard Hartelust naar wie ze vernoemd werd. Ze was een nakomertje, haar zussen waren 10 respectievelijk 11 jaar ouder. Toen Bernardijn vier was is het gezin terug naar Nederland verhuisd en in Den Haag gaan wonen alwaar Bernardijn de lagere en middelbare school, het VCL, doorliep. Haar middelbare schooltijd viel grotendeels in de oorlog. In 1947 behaalde ze haar gymnasiumdiploma. Ze wist niet goed wat ze wilde met haar diploma. Een beroepskeuzetest wees uit dat ze "iets met plantjes" wilde. Het werd een studie Tuin- en Landschapsarchitectuur in Wageningen. Vol overgave stortte ze zich in het studentenleven. Ze hield van feesten en van organiseren en werd al gauw praeses van het WVSV (Wageningse Vrouwelijke Studenten Vereniging). Toen ze in die hoedanigheid de praeses van het WSC, het mannelijke studentencorps, tegenkwam, was het liefde op het eerste gezicht. Otto ten Zeldam kwam uit Nijmegen en studeerde landbouwtechnieken in Wageningen. In 1950 verloofden ze zich zodat ze konden samenwonen en drie jaar later stapten ze in het huwelijksbootje. In 1955 studeerden beiden af. Mijn vader was inmiddels aan het idee gewend dat mijn moeder ook een carrière voor zichzelf in gedachten had, al zou het nog jaren duren voordat zij zich op werkgebied ten volle kon ontplooien. Mijn vader trad in dienst van de Heidemij, een groot ingenieursbureau in Arnhem, en werd al snel uitgezonden naar Syrië en mijn moeder ging mee. In die tijd ontwierp ze tuinen, iets wat ze van huis uit kon doen. Ook tussen de uitzendingen door, in Arnhem en later in Duitsland, de volgende plek waarheen ze uitgezonden werden, bleef ze tuinen ontwerpen. Inmiddels waren er twee kinderen geboren en in weer een tussenjaar in Arnhem werd het derde kind geboren. Eén dochter en twee zonen. Mijn vader had nog wel meer kinderen gewild, hij kwam zelf uit een groot gezin, maar mijn moeder vond het zo wel genoeg en zag meer kinderen als een bedreiging voor haar carrière. En toen werd het jonge gezin naar Saudi Arabië uitgezonden. Al hoewel de mogelijkheden voor buitenlandse vrouwen er zeer beperkt waren, en werken voor haar daar onmogelijk was, ervoer mijn moeder de jaren in Saudi Arabië toch als een groot avontuur en een rijke ervaring. Ze was iemand die alles wat ze deed met volle overtuiging en overgave deed. Ze had altijd een doel en een plan en legde de lat hoog. Ze ging er altijd vol in, of dat nu op werkgebied was, op sportief gebied of op het vlak van het opvoeden van haar kinderen. Omdat er in Saudi Arabië geen scholen in de buurt waren, gaf ze mijn broertje en mij zelf les met behulp van IVIO-lesprogramma' s die vanuit Nederland toegestuurd werden. Haar schooltje met twee leerlingen was haar lust en haar leven en ze nam het heel serieus. Maar na Saudi Arabië was het genoeg voor haar. Mijn vader kreeg nog een kans om bij de Wereldbank in de VS te gaan werken maar mijn moeder wilde terug naar Nederland. Ze settelden zich definitief in Arnhem en mijn vader ging alleen nog voor korte uitzendingen, variërend van enkele weken tot enkele maanden, naar buitenlandse projecten. Mijn moeder ging werken bij de afdeling Tuin-en Landschapsarchitectuur aan de Landbouw Hogeschool in Wageningen (nu Wageningen University), eerst nog parttime, maar al snel werd ze wetenschappelijk hoofdmedewerker en niet lang daarna werd ze gevraagd zich verkiesbaar te stellen als voorzitter van de Landbouw Hogeschoolraad. Ze werd verkozen en is zes jaar voorzitter gebleven en deed een schat aan bestuurservaring op. Het ging razendsnel met haar carrière. Haar volgende werkplek werd Den Haag, waar ze aangenomen werd voor de functie van plaatsvervangend secretaris-generaal op het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Ze was daarmee de eerste vrouw die deze hoge ambtenarenfunctie bekleedde. Mijn moeder heeft zich in deze jaren ontwikkeld tot een voorvechtster voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de maatschappij. Ze was een feministe in de feministische golf van die jaren. Gelijke rechten en kansen stond voor haar altijd hoog op de agenda en dat gold zowel voor haar werk op het Ministerie als in de vele bestuursfuncties die ze daarbuiten nog had. Bijvoorbeeld als voorzitter van de Vereniging van Vrouwen met een Academische Opleiding en binnen de Partij van de Arbeid. Ondanks haar drukke werkende leven bleef mijn moeder de spil van het gezin. Ze was dan wel veel van huis en wij waren na schooltijd in handen van diverse lieve en goede oppassen, die zorgvuldig door mijn moeder geselecteerd werden, maar mijn moeder was altijd zeer betrokken bij ons, vooral bij ons schoolleven. Ongeveer op iedere school waar wij op gezeten hebben heeft mijn moeder wel in de ouderraad gezeten. in die tijd was het nog niet gewoon dat moeders een betaalde baan buitenshuis hadden, laat staan een carrière nastreefden. Het werd lang niet altijd begrepen en als kinderen werden wij soms meewarig aangekeken. Toch had ik een fijne jeugd. De vakanties waren voor de kinderen en hadden over het algemeen een sportief karakter: in de zomer zeilen in Friesland en 's winters skiën. In de vakanties was mijn moeder ook echt moeder. Ze zorgde voor de gezelligheid, organiseerde leuke dingen en ze leefde zich uit in de keuken. Stiekem vond ik dat wel fijn, die traditionele rolverdeling tijdens de vakanties. Mijn vader aan het stuur van de boot, mijn moeder aan het kokkerellen en koffie zetten.
Het werk bij het Ministerie vroeg veel van mijn moeder, ze maakte lange, intensieve dagen en heen en weer reizen vanuit Arnhem was dan ook geen optie. Ze kocht een flat in Den Haag en mijn ouders hadden vanaf dat moment een weekendhuwelijk. In het weekend en op woensdagavond was ze in Arnhem bij mijn vader, de andere dagen in Den Haag. Ik kwam regelmatig bij haar logeren. Ze vond het heerlijk als één van ons bij haar kwam logeren in de flat. Soms nam ik mijn studieboeken mee en bleef een paar dagen om overdag voor mijn tentamens te leren. 'S avonds gingen we dan samen leuke dingen doen in Den Haag, lekker uit-eten op de Denneweg of in Scheveningen. Tijdens het eten vertelde ze dan over haar werk, de leuke dingen maar ook de problemen waar ze soms tegenaan liep. Als jonge studente kon ik het nog niet helemaal bevatten, dat werk van haar. Maar het was fijn en gezellig om bij haar te zijn. Na vier jaar Den Haag kwam er op 2 februari 1982 plots een einde aan haar leven. Op de fiets op weg van het Ministerie (toen nog in Den Haag) naar haar flat in het Benoordenhout reed ze op een druk kruispunt in de spits door het rode stoplicht en werd geschept door een auto. Niemand weet waarom ze door rood reed, maar waarschijnlijk was ze in gedachten verzonken na weer een lange en ingewikkelde werkdag. Mijn wereld, onze wereld, de wereld van mijn oma (haar moeder) en de wereld van heel veel andere mensen stond stil. Mijn moeder was pas 53 jaar en stond, dat mag duidelijk zijn, nog vol in het leven. Een druk bezochte crematieplechtigheid en talloze in memoria die na haar dood verschenen in kranten, tijdschriften en nieuwsbrieven waren daarvan getuige. Ze werd alom geprezen om haar openheid, directheid, eerlijkheid en luisterend oor. Ze was charmant, iemand in wie je snel vertrouwen had, en die bovendien doortastend en daadkrachtig was en daardoor veel voor elkaar kreeg. Mooie woorden werden er gesproken. In haar agenda en in notitieboekjes stond de quote "Look like a girl, act like a lady, think like a man and work like a dog". De quote was zéér van toepassing op mijn moeder. Het was al met al duidelijk dat we een bijzondere moeder hadden. Maar dat heeft het gemis er voor een toen 25-jarige (nu 61-jarige) dochter niet minder door gemaakt.
Lees het volledige verhaal